Alleen gedachten die ontstaan tijdens het wandelen, hebben waarde; also sprach Nietzsche.
En daarmee had ie wel een punt. Wandelen is tot de essentie komen. Al het andere is ruis.
Mijn hoofd is een maalmachine, een herhaalmachine. Ik ben een analist, een over-overdenker, een rusteloze, razende, repeatzender. En dat is zelden goed.
Wandelen is aarden. Al moet je er wel even voor op pad. Een halfuurtje volstaat niet. Een uurtje ook niet. Pas als je verder weg wandelt dan de haast je wil laten gaan, ontstaat er ruimte. Als je lang genoeg wandelt, verandert het ratelende, radeloze brein in een hoofd dat ruimte biedt. Is er plotse vergeetachtigheid. Is alles wat daarvoor raasde, precies zoals Nietzsche zegt, ineens niet meer van waarde.
Dat is het punt waarop wandelen waarde heeft. Dan is lopen liefde.